Waar gaat Curlingkinderen eigenlijk over?

En hebben we wel een nieuwe politieke roman nodig?

Curlingkinderen vertelt het verhaal van Kitty en Joris, twee jongeren die opgroeien in een post-nucleaire samenleving genaamd ‘De Vrije Naties’. Kitty is een van de eerste kinderen die in een geboortecentrum wordt geboren en in een kindcentrum wordt grootgebracht, in een gemeenschap waar families en alles wat ongelijkheid kan veroorzaken is afgeschaft.

Maar Kitty is niet als iedereen. Kitty wil meer. In een samenleving waar werkelijk alles wordt voorgeschreven en gecontroleerd, zoekt Kitty naar geluk en zingeving. Ze voelt dat er iets niet klopt, maar kan niet precies aanwijzen wat het is. Om haar heen lijkt iedereen gelukkig; alles is voor iedereen geregeld, niemand hoeft hard te werken of zich ergens zorgen over te maken. En toch… Kitty voelt een leegte. Ze probeert zich aan te passen, haar weg te vinden in dit systeem, maar elke dag eindigt in frustratie en verdriet. Na de zoveelste teleurstelling besluit Kitty impulsief om haar leven op te fleuren en stemt ze in met een seksdate in een strak geregisseerde intimiteitscabine. Maar in plaats van de verwachte romantiek moet Kitty vrezen voor haar leven.

Joris groeit op aan de rand van de Vrije Naties. Hij was nog maar een peuter toen de nucleaire oorlog de aarde verwoestte en zijn ouders daarbij omkwamen. Verbannen met alle andere witte mannen vanwege misdaden uit het verleden, leidt hij een armoedig bestaan. Opgegroeid bij zijn grootvader, heeft Joris een uitgesproken mening over hoe de ideale maatschappij eruit zou moeten zien. Overdag onderhoudt hij als de laatste specialist de IT-systemen van de Vrije Naties, maar ’s nachts droomt hij van een vrije wereld waar ook hij een stem heeft. Als Joris op een dag zijn steun toezegt om de Vrije Naties omver te werpen, zet hij een keten van gebeurtenissen in gang die de samenleving op haar grondvesten doet schudden.

Waarom deze roman?

Curlingkinderen schetst een maatschappij waar de leiders overtuigd zijn dat zij het beste weten hoe mensen moeten samenleven, waar de ‘juiste mening’ belangrijker is dan de juistheid van de feiten. Het boek plaatst verschillende standpunten tegenover elkaar en biedt een perspectief op onderwerpen waar de meesten van ons liever onze vingers niet aan branden. Bovenal onderstreept het boek hoe belangrijk het is dat we niet passief afwachten tot politieke extremen ons leven bepalen, maar juist zelf gaan nadenken en waar mogelijk de controle over ons eigen leven terugnemen.

Waarom ik fictie ben gaan schrijven

Waarom zou ik een roman schrijven, terwijl zoveel non-fictieauteurs deze thema’s al aankaarten? Voor mij zijn daar meerdere redenen voor. Non-fictie is vaak abstract en beschrijvend. De non-fictieauteur vertelt zijn lezers wat er gebeurt en wat de gevolgen van die beslissingen zijn. Maar met mijn roman wil ik dat mensen écht voelen wat er met hen gebeurt. Ik wil dat lezers beven en huiveren, boos worden, geïrriteerd, gefrustreerd, gelukkig, hoopvol, verdrietig en zo nu en dan diep verontwaardigd. Ik wil dat ze zich verplaatsen in de hoofden van mensen die ze normaal misschien veroordelen, om te ervaren wat het betekent om in de schoenen te staan van degenen die we nu zo makkelijk wegzetten. Iedereen heeft immers een eigen achtergrond en ervaringen, die hebben geleid tot overtuigingen die misschien wel of misschien niet tegenovergesteld zijn aan de onze. Maar bovenal wil ik mijn lezers eraan herinneren dat we allemaal samen op deze ene planeet leven. Niemand van ons is volmaakt, en niemand bezit de absolute waarheid of wijsheid. Doen alsof dat wel zo is, brengt ons geen verlossing. Integendeel…

Daarnaast zijn non-fictieauteurs veel kwetsbaarder voor de publieke opinie dan fictieschrijvers. Ik heb dit zelf ervaren, zij het in milde mate, toen ik enkele feitelijke artikelen probeerde te publiceren. Maar ik heb vele andere schrijvers en professionals hun vingers zien branden en gecanceld zien worden omdat ze goed onderbouwde stukken schreven die niet strookten met populaire opvattingen. Weggezet en gekleineerd omdat ze zich uitspraken tegen verkeerde ideeën, halve waarheden en slachtofferdenken.

Een voorbeeld dat mij persoonlijk schokte is dat van Matthias Desmet, een klinisch psycholoog. Op het hoogtepunt van de COVID-pandemie publiceerde hij een scherpzinnig boek, De psychologie van totalitarisme, waarin hij onze reactie op de pandemie vergelijkt met massavorming en groepsdenken. Deze vriendelijke en bescheiden professor werd vervolgens door de mainstream media als complotdenker bestempeld en erger. Tot op de dag van vandaag worden er pogingen ondernomen om zijn boek te onderdrukken en hem persoonlijk te veroordelen vanwege zijn professionele mening. Ik bewonder dr. Desmet om zijn voortdurende bereidheid om in gesprek te gaan met degenen die hem publiekelijk hebben belasterd. Ironisch genoeg heb ik nog nooit iemand van hen gezien die die handschoen daadwerkelijk heeft opgepakt om een dialoog aan te gaan.

In Curlingkinderen beschrijf ik nauwgezet de keerzijden van het socialisme. Schaduwkanten waar we niet vaak over horen, maar die ons allemaal in een richting duwen waarvan ik zeker weet dat we daar niet willen eindigen. Vooral in West-Europa en Canada, waar socialisten sinds het einde van WO II de meerderheid hebben, zien we de voortekenen van een totalitaire superstaat aan het werk. Ben ik te scherp? Overdrijf ik? Misschien. Maar dat betekent niet dat we het uitwisselen van ideeën moeten stoppen, en al helemaal niet dat we ze moeten onderdrukken.

Curlingkinderen bood me de kans om al mijn observaties over de wereld van vandaag samen te brengen. Als non-fictieauteur zou dit me minstens vijftig artikelen hebben gekost. Door fictie te kiezen, kan ik laten zien dat alle uitdagingen waarmee we nu worden geconfronteerd met elkaar verbonden zijn. Het is niet alleen links tegen rechts, progressief tegen conservatief, collectivisme tegen individualisme, globalisme tegen nationalisme, zwart tegen wit, jong tegen oud, communisme tegen kapitalisme, vrijheid tegen gelijkheid, gender tegen sekse, ideologie tegen rationaliteit, kennis tegen diversiteit en inclusie. Onze huidige gebeurtenissen worden beïnvloed door al deze factoren. Pas als we het grotere geheel zien en niet elk incident als een opzichzelfstaand geval behandelen, vinden we misschien een uitweg uit deze chaos.

En tot slot: het schrijven van fictie is veel spannender en biedt zoveel meer vrijheid dan wanneer je voortdurend je bronnen moet valideren. Wat ik persoonlijk fascinerend vond, was het moment waarop mijn personages hun eigen leven begonnen te leiden en zich in onverwachte richtingen ontwikkelden. Curlingkinderen heeft heel anders uitgepakt dan ik vooraf had bedacht, maar in mijn ogen is het eindresultaat daardoor juist veel sterker geworden!


Nieuwsgierig naar de wereld van Curlingkinderen? Houd mijn updates in de gaten en ontdek meer over dit verhaal vol confrontaties, inzichten en maatschappelijke vraagstukken!